15/02/2010

goud in new york

Uit NRC/Next:

Het was helder weer boven de Atlantische oceaan. Door het ovalen raam zag ik de oneindige plas water in de diepte onder de Boeing doorschieten. Op het videoschermpje voor me drukte ik flight information in. Nog een uur vliegen naar New York. Bij een voorspoedige vlucht kon ik de 5000 meter van Sven Kramer net zien.
Het vaste land kwam in beeld. Het digitale vliegtuigje op het kaartje op mijn videoscherm vloog over New Foundland. Ik hing boven het continent waarop Kramer sportgeschiedenis kon schrijven. Waarom gaf de gezagvoerder ons geen rondetijden door van schaatsers die in Vancouver over de baan gingen?
De landing van de Boeing was hopeloos. In schaatstermen, het vliegtuig landde met de punt in het ijs. Ik wreef over mijn verdraaide nek. Geen tijd voor pijntjes. Hollen naar de uitgang. Nog een halfuurtje, dan ging Sven van start. Ik kon het halen.
Na twintig minuten stond ik nog steeds in de rij voor het douanehokje. Het duurde en duurde maar. Sven had zijn trainingsjack al uit. Kon niet anders. Eindelijk was ik aan de beurt. Bij deze douanier hoefde ik niet aan te komen met schaatsen. Hij was meer een man met wie je een boom opzette over het afbijten van een oor tijdens een bokswedstrijd.
Elektronische vingerafdrukken, een irisscan, boze vragen over wat ik hier kwam doen in NY. “Sven op tv zien, fuckin’ asshole”, wilde ik schreeuwen. “Holiday”, zei ik bedaard. De verlossende ram op het stempelapparaat.
In de aankomsthal stond nergens televisie aan. Illegale taxichauffeurs zeurden aan mijn kop. Ik keek op de klok. Sven had waarschijnlijk al gereden. Verdomme. Ik ging op de grond zitten bij een emergency exit en zette mijn laptop aan. Geen wifi hier. Dan maar internetbereik kopen, voor 7 dollar 95. Ik had alles over voor het zien van Sven Kramer.
Snel naar de site Nos.nl. Lullig zinnetje: deze beelden kunt u alleen vanuit Nederland zien. Snel, een radiozender zoeken. Ja, gelukkig, Radio 1. Sven stond aan kop. Nog drie ritten. Het geluid kwam uit een piepklein monitortje. Een Brabants stelletje schoof aan. We zetten onze koffers om de laptop heen, we creëerden onze eigen studio. Alsof elk moment Wilhelmina vanuit Londen tot ons ging spreken: “Landgenoten!”
Erben Wennemars loodste ons als live-radioverslaggever door de laatste ritten. We hingen aan zijn lippen. Skobrev en Fabris in de baan. Erben: “Sven pakt hier winst. Die jongens gaan het nooit meer redden!” Daarna Hedrick en Bokko op het ijs. Na halve race wist Erben het zeker: “Kijk naar het aangeslagen ijs. Gaan ze nooit redden. Sven wordt Olympisch kampioen.”
De andere verslaggever twijfelde nog één keer, openlijk. “Mij maak je niet meer gek, Gio. Als hij nu niet wint, dan zwem ik naar huis, de oceaan over”, schreeuwde Erben.
Ik keek op de klok in de hal van JFK Airport. Het was 21 minuten over 5 in New York. Door het speakertje hoorde ik een bijna huilende Wennemars: Sven is geweldig. Ongelooflijk knap. Hier zijn de Olympische Spelen voor bedoeld. Hij is gewoon kampioen. O!”
We trokken blikjes bier open. Wennemars kon zijn zwembroek in de koffer houden. Hij had gelijk gekregen. Zijn maatje Sven was kampioen geworden. En de Atlantische oceaan, daar kon je maar beter gewoon overheen vliegen.