01/02/2010

Jol staat

Uit NRC/Next:

Vlak voor het begin van de tweede helft van Feyenoord-Ajax moest Martin Jol over de breedte van het veld lopen. De trainer had nog een minuut om bij de dug-out te komen. Hij wilde tempo maken. Alles in het lichaam van Jol protesteerde.
‘Rennen?’ hoorde je alle beenspieren denken. Hoe lang was dat geleden?
Jol begon aan zijn sprintje. Met twee slepende heupen bracht hij de zware bovenbenen in beweging. Het was tevens zaak om de stevige buik in het midden te houden. Daar ging Jol. Als hij een auto was geweest, waren er zwarte rookwolken uit de uitlaat gekomen. Jol kon wel lachen om zijn waggelloopje.
Ik kijk graag naar Martin Jol, vooral als hij stilstaat.
Er zijn in al die jaren als trainer een paar manieren ingesleten. Als Jol een camera ziet gaat automatisch zijn kin omhoog. Hij trekt een brede grijns op zijn gezicht en wacht met kleine ogen de vraag af. Al ben je twee meter, Jol lijkt altijd over je heen te kijken.
De armen van Jol zitten stevig over elkaar, hoog opgetrokken voor zijn borst. Met geen mogelijkheid los te wrikken. Afweergeschut van het beste soort. We krijgen nooit het achterste van zijn tong te zien.
Jol voegt tijdens interviews nog een extra dimensie toe. Hij wiegt. Jol brengt zijn volle gewicht voortdurend van het ene op het andere been. Het is hypnotiserend, alsof er een klokje aan een ketting voor je ogen heen en weer gaat. Je kunt niet anders dan willoos ‘ja’ knikken op ieder antwoord van Jol.
Het is een half uur voor de wedstrijd tegen Feyenoord begint. Jol staat in de tunnel van De Kuip die naar het veld leidt. In trainingspak. Wie had anders verwacht.
De interviewer wil graag de opstelling weten. Jol doet de kin omhoog, kruist de armen. Hij heeft geen trek om spelers te noemen. “Dat vind ik zo cliché, die namen noemen. Je hoeft ze alleen maar op een papiertje te zetten en dan ziet iedereen het.”
Eén keer heb ik een barst gezien in het stoere borstbeeld van Martin Jol. Dat was op de dag dat de fans van de Spurs Jol (toen trainer van de Engelse club) eerden terwijl zijn ontslag al beklonken was. ‘Stand up for Martin Jol’ zongen ze. Op de bank ritste Jol zijn jack dicht, probeerde zich te verbergen onder zijn cap, maar de schichtige ogen en zenuwachtige vingers aan zijn neus verraadden diep verdriet.
Na de wedstrijd in de Kuip gooide hij een arm om de hals van Mario Been. Vader en zoon. Daarna liep Jol door naar de camera’s. En klaar stond hij weer, in zijn karakteristieke houding.
Jol: “Het zat niet mee in de beoordeling.”
Interviewer: “De overtreding op Luis Suarez, dat was een penalty.”
Jol: “Bijvoorbeeld.”
Bijvoorbeeld. Magistraal antwoord. Je gaat denken dat de scheidsrechter naast deze nog wel duizend andere penalty’s had kunnen geven.
Twijfel is geen handelsmerk van Jol. Van Basten gooide na één mislukt seizoen de handdoek in de ring. Jol laat zich niet gek maken. Het pantser is dik. Als Ajax aan het einde van het seizoen als derde eindigt, zie ik de reactie van Jol al voor me. Kin omhoog, armen voor de borst, wiegen, minzame glimlach en dan dat bezwerende baritongeluid: “Geduld.”