19/05/2011

Frank

Uit NRC/Next:

Terwijl in de viswinkel mijn zeebaars werd gefileerd verscheen vrijdagmiddag het gebruinde gezicht van oer-Feyenoorder Bennie Wijnstekers vlak voor me. Het ging meteen over Ajax-Twente. “Ik mag het hier in Rotterdam misschien niet zeggen, maar ik gun het Frank de Boer wel. Aardige vent.”
Ik was het met hem eens. Frank de Boer is om van te houden. Bevlogen, kundig, nasaal nuchter, soms grappig en ja, aardig.
Ik vond Frank - vandaag mag ik Frank zeggen - vooral aardig tijdens het bizarre eigen doelpunt van Twente-speler Danny Landzaat. Hij kopte de bal in eigen doel. Terwijl het publiek in de Arena juichte en Frank waarschijnlijk vanbinnen ook, ging hij van opwinding staan maar hield hij zich in. Een glimlach volstond.
Het alleraardigst was Frank in de kleedkamer na het gewonnen duel. Een deel van het feestende team was inmiddels in de jacuzzi beland. Frank voegde zich bij hen en liet de zakken van het clubkostuum vollopen met lauw water. Daar gingen zijn handen weer, vertrouwd schoten ze in zijn broekzakken.
Ik moest denken aan een arts die me vertelde dat hij bij een controle van kinderen het liefst zijn handen op zijn rug hield en voornamelijk keek hoe het met het kind was. Frank kijkt ook graag naar zijn spelers met de handen in de zakken. Hij weet dat hij als trainer, zeker tijdens  de wedstrijd, niets kan doen. Dan maar lekker rommelen met je sleutelbos.
Frank heeft zichzelf en zijn spelers zoveel mogelijk behoed om speelbal te worden in de strijd om de macht bij de club. Ze moesten voetballen en daarmee basta.
Je kon juist gisteren zien wat de strijd om een club met je doet. Rik van den Boog stond er gebroken bij, nog eens geaccentueerd door zijn twee krukken waar hij op leunde vanwege een achillespeesblessure door een partijtje zaalvoetbal. Ooit een machtig bestuurder, vandaag een breekbare man, die niet meer onbezorgd kon juichen om zijn club.
Van den Boog: “Je moet op emotionele momenten niet zeggen wat je denkt.” Juist wel, zou ik zeggen. Ter voorkoming van binnenvet. Van den Boog viel naderhand in de armen van voorzitter Uri Coronel. O, wat had Johan - ik mag vandaag ook voor één keer Johan zeggen – de bureaumannen een pijn gedaan met zijn revolutie.
Nee, dan Frank. Hij koos voor het veld.
Volkomen ontspannen stond hij op het zijpodium op het museumplein. Ik herkende de trainer aanvankelijk niet. Wie was die jongeman met een Ajaxshirt aan, biertje in de ene, kampioensschaal in de andere hand?
Na de dag van de ontknoping en na zeven jaar van hunkering, riep Frank de tienduizenden fans toe: “Ik ben zo blij voor jullie.”
Nog één keer, vanuit een muisstil Rotterdam: aardige vent.