04/06/2014

DONNER IS WEER OPEN

COLUMN VOOR DONNER

 (uitgesproken in de nieuwe boekwinkel aan de Coolsingel)

 Ach ja, de ouwe Donner op de Lijnbaan. Met die glazen pui. Ze konden je vanaf de straat zien staan, met je stapeltje boeken voor de kassa.
Zoals je als klant door de ruiten kon kijken hoe het volk op een bankje gedachteloos grote patatten vermaalde tussen kiezen vol lood.

De wereld binnen, de wereld buiten.

Als ik op zaterdag de oude winkel inliep, was daar eerst de glazen poort. Even in niemandsland. Met een paar zacht swingende deuren als onverbiddelijke sluizen, gingen de longen geleidelijk over van stadslucht op gezonde boekenlucht.

Eerst een kwartiertje op de begane grond, hangen voor de kast met tijdschriften, boven een cd vol saxofoongetoeter kopen, even kijken of een zekere Suzanne aan het werk was in de kelder van de literatuur. En dan met een boek naar de kassa, tasje erom en de stad weer in.

Das war einmal.

Weg is de ouwe Donner, met haar boeken en cd’s.

Alles moet weg. Alles gaat weg, een keer.
In ons bestaan hebben we daar de dood voor. Ik ben een grote vriend van de dood. De dood maakt het bestaan onzeker en daarmee waardevol. We hebben de lengte van leven niet in de hand.
Geen tijd te verliezen.
In boekenland kun je sterven aan reorganisatie of mismanagement. Dan kun je als boekverkoper maar beter zelf aan het roer gaan staan. Een simpele ruk naar rechts of links doet al wonderen.

Was vroeger alles beter? Ik denk het niet. Vroeger was alles anders. Over vroeger praten is een valkuil, je wentelt je in een wereld die er niet meer is.
Daarom, goed dat de ouwe Donner er niet meer is.

Nou, vooruit, nog heel even dan over die ouwe zaak. Mijn god, die langzame lift. Wie heeft dat kreng ooit bedacht. Zelfs de sloomsten onder ons klaagden over het tempo waarmee de deuren open en dicht gingen. En dan de snelheid van de lift zelf: het leek wel of er een mri-scan van je werd genomen.
Het toilet? Onvindbaar. Een grijze deur moest je door, achter een boekenkast vol esoterische ellende over het starten van zelfhulpgroepen en het belang van een uurtje mindfulness.
En buiten op het plein die vrouw in haar microfoon maar schreeuwen dat God het allemaal zo bedoeld had.

De nekslag voor de ouwe Donner was natuurlijk de laatste naam die aan de gevel hing. Polare… Mijn vader had aan de Coolhaven hier in de stad decennialang een diepvriesgroothandel. Hij wist dus wel iets van kou en kilte. Maar ik denk niet dat hij zijn bedrijf ooit Polare had genoemd. Polare. Het doet denken aan een opkoper van lekkende koelkasten. Aan frigide vrouwen in een badkuip met ijsklontjes. Aan een malafide reisbureau dat je naar een niet bestaand hotel op Antartica stuurt.

Uit een pand waar iemand een nare dood sterft, kun je maar beter zo snel mogelijk vertrekken.
Op naar de Coolsingel. Naar een oud bankgebouw. Het werd tijd dat de financiële wereld eens een echte knieval maakte naar de wereld van cultuur.
Wat opvalt, er zijn ramen, er is glas, maar toch, we staan hier in een burcht van beton en baksteen. Wie in de nieuwe Donner staat, waant zich veilig. Buiten razen auto’s, fietsen en trams voorbij. Binnen fluisteren de woorden. Ze kietelen je hersenen. Ze activeren je gedachte, de fantasie.
De ruggen van de boeken staan kaarsrecht. De dwarse namen van bekende en onbekende schrijvers trekken de aandacht in de kasten. En als de boeken hier liggen, liggen ze om met elkaar een wolkenkrabber te vormen voor de Top Tien Fictie. De fallussymbolen van de literatuur. Dat is uptown Donner.
Verkies je de laagbouw, dan is downtown Donner vlakbij. Een paar hinkstapsprongen over de veelkleurige vloertegels en je staat oog in oog met dunne stapeltjes bladmuziek. Een paardensprong verder en je leest hoe Fins bloed door de gedichten van Kira Wuck stroomt.

Een boekhandel is geland op de Coolsingel.
Buiten op de stoep staat Monsieur Jacques. Het bronzen beeld van het zelfvoldane dikke mannetje, in 1955 gemaakt door Oswald Wenckebach. “Het is een burgerman die rust uitstraalt en ieders sympathie weet op te roepen”, staat er in de officiele beschrijving van het beeld.
“Monsieur Jacques, als ik u even mag storen. Achter u is het leegstaande pand weer gevuld, hoor. Niet met bankbiljetten maar met letters, deze keer. En dat in een tijd dat het papieren boek en de boekhandels onder druk staan.”

Dat is knap.

“Uw buurman of buurvrouw, net wat u wilt, u kent u vast van vroeger, monsieur. Het is de ouwe Donner. Maar wat is vroeger? Het is nu de nieuwe Donner. Of weet u wat, we houden het graag kort in Rotterdam.”

Donner, is de naam.


© Wilfried de Jong, Rotterdam, 5 juni 2014.