11/05/2014

NIJMEGEN HUILT

Het wordt pas echt hartverscheurend als een zoontje zijn vader moet gaan troosten op een voetbaltribune. Als zo’n jongen met zijn roodgroene NEC-sjaal om zijn dunne nek geknoopt, zijn pa op de schouder gaat slaan. Samen treuren bij het zien van hun lievelingsspelers die janken op het veld. NEC had gisteren moeten winnen om degradatie uit de eredivisie te ontlopen. Maar de 114-jarige club uit Nijmegen verloor met 1-3, van Sparta. Een NEC-speler ligt op zijn rug en verbergt met de armen het verdriet op zijn gezicht. Het is Jeffrey Leiwakabessy, een trouwe verdediger die zijn carrière begon bij de Nijmeegse club. De buik van Leiwa liegt niet; onder het shirt gaat hij onregelmatig op en neer.
Wanneer houdt het huilen op?
Nijmegen is een van de fijnste middelgrote steden van het land. Ik heb regelmatig mogen optreden tijdens het literaire festival De Wintertuin. En als je geluk had, hoorde je daar de duistere stem van ereburger H.H. ter Balkt. En anders kon je ’s nachts als een blinde de gebeitelde letters van zijn gedichten voelen op plaquettes in de stad.
Als ik Nijmegen met de auto binnenrijd, zie ik altijd een groot bord staan waarop te lezen is tegen wie NEC de eerstvolgende thuiswedstrijd speelt. Tegen Ajax, FC Twente of tegen regiorivaal Vitesse.
Het stadion heet De Goffert, een naam die mooi klinkt van lelijkheid.
Het aankondigingsbord krijgt een hele andere dimensie als ik er volgend seizoen langs kom: NEC tegen Achilles ’29. Het zal pijn doen aan mijn ogen.
Op het veld is NEC-keeper Kalle Johnsson met zijn rug tegen de doelpaal gaan zitten. Hij heeft zijn shirt voor zijn gezicht getrokken. Achter hem staren trouwe supporters voor zich uit met roodomrande ogen.
Wanneer houdt het huilen op?
Supporters kinkelen de ruiten van de kleedkamer in. Voor de televisiecamera doet NEC-verdediger Rens van Eijden zijn verhaal in een live-uitzending. Hij probeert zich te beheersen, maar de woorden zitten al in zijn hoofd: “Het is voor iedereen…eh… kut.”
Klote was niet hard genoeg. Balen ook niet. Het woord moest schuren. Het moest pijn doen. Dus werd het … eh… dit.
De laatste keer dat ik in Nijmegen was, sliep ik in een hotel aan de Waal. De volgende ochtend hoorde ik dat de stad een nieuwe brug in gebruik nam, De Oversteek. Het was een moderne overspanning die vanaf de uiterwaarden opsteeg om na het hoogste punt boven de rivier weer te kunnen landen op de kade.
Nijmegen, levendige stad aan het water, met het herstelde centrum na een bombardement in 1944, met die bruggen, het groene achterland, die vrije geesten: het heeft werkelijk alles.
Behalve een eredivisieclub.
Huilen mag.